Hoe de Treuhand het Oosten verkocht?

Februari 1990. Het einde van de DDR is slechts een kwestie van tijd. In Oost-Berlijn houden burgerrechtenactivisten zich bezig met de vraag wie ooit eigenaar moet worden van het zogenaamde publieke eigendom. De suggestie: ‘Onmiddellijke oprichting van een trustinstelling om de aandelenrechten van DDR-burgers in het nationale eigendom van de DDR te beschermen.’ Mensen moeten iets terugkrijgen van wat ze 40 jaar hebben gewerkt. Elke burger moet een aandeelbewijs ontvangen dat hem eigenaar maakt van ‘een zestien miljoenste van het vermogen van de DDR’. Maar het pakt heel anders uit.

Slechts twee weken later presenteerde de regering onder premier Hans Modrow daadwerkelijk een wetsontwerp over de oprichting van een trustinstelling. Er ontbreekt echter één cruciale passage: Er wordt niet meer gesproken over een vermogensverdeling. De holding, die uiteindelijk op 1 maart werd opgericht, moet de maaidorsers opsplitsen, corporaties vormen en voorkomen dat de DDR-economie uitverkocht raakt. Maar ook daar blijft niet veel van over: in mei stelt een werkgroep in het kantoor van de nieuw gekozen premier de Maizière, met grote invloed van Duitse politici, een wetsvoorstel op dat de Volkskamer omzeilt. Tenor: Een hervormd trust moet snel Kombinate en bedrijven privatiseren.

Met de introductie van de ‘Economische, Monetaire en Sociale Unie’ in de DDR op 1 juli 1990 werd de Treuhand eigenaar van 8.000 maaidorsers en bedrijven en werd de werkgever van vier miljoen Oost-Duitsers. Die mochten natuurlijk niets meer krijgen – tien dagen voor de monetaire unie was de trustwet weer grondig herzien. Het heette nu: ‘Wet op de privatisering en reorganisatie van staatseigendom.’ “De mensen zien hun eigendom in de schoorsteen wegwaaien”, schreef schrijver Stefan Heym laconiek.

De Treuhandanstalt ziet het als haar taak om de DDR-bedrijven, die na de monetaire unie enorme verliezen lijden, zo snel mogelijk te verkopen. Om van de ‘hele mikmak’ af te kunnen, zoals Detlev Carsten Rohwedder (1932-1991), die tot 1991 als trustee werkte, het uitdrukte, worden de maaidorsers opgebroken en mogen potentiële kopers de filet kiezen stukken. Onder soms dubieuze omstandigheden verkoopt de trust ongeveer 50.000 eigendommen, bijna 10.000 bedrijven en meer dan 25.000 kleine bedrijven. Vast staat dat ze in talloze gevallen noch de kredietwaardigheid van de kopers hebben gecontroleerd, noch de naleving van de contracten hebben gecontroleerd. In die jaren werd de DDR gezien als een enorme koopjesmarkt en de kritiek op het gedrag van de Treuhand groeide van jaar tot jaar. “De Treuhandanstalt staat machteloos tegenover het grote aantal beschuldigingen, waarvan de meeste gegrond zijn”, gaf Rohwedder, het hoofd van de Treuhand, in 1991 openlijk toe.

In 1994 werd de trust gesloten. De balans: meer dan drie miljoen verloren banen en een schuldenberg van maar liefst 264 miljard Duitse mark.

De geschiedenis van de Treuhand is vooral een geschiedenis van een gigantische herverdeling: 85 procent van wat ooit nationaal bezit was, werd overgedragen aan West-Duitsers, 10 procent aan internationale investeerders en iets minder dan 5 procent aan Oost-Duitsers. Een herverdeling die in de wereldgeschiedenis nauwelijks is voorgekomen. Een grap in het Oosten ging destijds als volgt: “De gebeurtenissen van 1989 waren inderdaad een revolutie! – Waarom? – Nou, Karl Marx schreef dat een revolutie leidt tot een volledige herziening van de eigendomsverhoudingen.”

Geef een reactie