Televisie

Televisieuitzendingen werden sinds 1956 verzorgd door de Deutsche Fernsehfunk (DFF). Uiteraard een zender die volledig onder staatscontrole stond. Dat kwam bijvoorbeeld tot uiting in het dagelijkse nieuwsprogramma ‘Die Aktuelle Kamera’, waarin bezoeken van partijleiders aan bedrijven of het (bevriende) buitenland, bijzondere presentaties van bedrijven en de weergave van partij- en regeringsbesluiten steevast de hoofdmoot vormden.
In het wekelijkse programma ‘Der schwarze Kanal’ ging Karl Eduard von Schnitzler zo absurd tegen het kapitalistische West-Duitsland tekeer, dat tegen het eind van de jaren tachtig de uitzending een zekere cultstatus verwierf.

De politieserie ‘Polizeiruf 110’ daarentegen genoot behoorlijke populariteit. Het gezellige programma ‘Ein Kessel Buntes’ heeft het nog tot 1993 volgehouden.

DDR STEMT MASSAAL AF OP ARD EN ZDF
De geloofwaardigheid van het SED-regime had veel te lijden onder het feit dat inwoners van de DDR West-Duitse televisie konden kijken. Pogingen om dit te verbieden liepen steevast op niets uit.
De West-Duitse televisie vormde een groot probleem voor de propagandamachine van de SED. In grote delen van de DDR kon de bevolking immers West-Duitse zenders ontvangen.
Met één avondje televisie kijken was meteen duidelijk dat de DDR economisch gezien ver achter lag bij de Bondsrepubliek. Want in West-Duitsland hoefde men niet 12 tot 14 jaar te wachten op de levering van een nieuwe auto. Daar kon je altijd bananen kopen, of welke andere tropische vrucht dan ook. In de DDR lagen die maar zelden in de schappen.
De communistische jeugdorganisaties werden begin jaren zestig al de daken opgestuurd om antennes weg te halen maar zonder resultaat. De DDR-bevolking bleef massaal afstemmen op ARD en ZDF en negeerde de eigen televisiezenders. Politieke informatie en topamusement haalden de DDR-inwoners uit het Westen. Er werd in dit verband wel gesproken over een virtuelle Republikflucht (virtuele vlucht uit de republiek)

Op de Oost-Duitse tv keek men vooral naar sport. Op dat gebied was de DDR heel wat succesvoller dan in economisch opzicht. Ulbricht, zelf een fanatiek sporter, had al begrepen dat hier veel eer te behalen viel: op internationaal én op binnenlands terrein. Honecker zette het actieve sportbeleid van zijn voorganger voort.
Al snel hoorden de Oost-Duitse sporters tot de wereldtop. Bij de Olympische Zomerspelen van Seoel in 1988 – de laatste Spelen waar de DDR aan deelnam – haalden de Oost-Duitsers maar liefst 102 medailles. Ze eindigden in het eindklassement als tweede, net achter de Sovjet Unie, en nog vóór de Verenigde Staten. Nederland, met een vergelijkbare bevolkingsomvang als Oost-Duitsland, haalde negen medailles.