De CPN en de Hongaarse opstand

Na de toespraak van Russische partijleider Nikita Chroetsjov tijdens het twintigste partijcongres van de Communistische Partij (februari 1956), waar hij de door Stalin gepleegde misdaden veroordeelde, volgde een onrustige periode in het Oostblok, de communistische staten in Midden- en Oost-Europa.

Eerst waren er in juni 1956 demonstraties in Polen die door het Poolse leger hardhandig de kop werden ingedrukt. Rond die tijd werd het ook onrustig in Hongarije en die onrust breidde zich steeds verder uit. Half oktober 1956 waren de studenten in het hele land in opstand. Ze vroegen vergaande politieke en economische hervormingen; verder eisten ze het vertrek van de communistische leiders. Op 23 oktober liep een demonstratie uit op rellen. De volgende dag had de Hongaarse communistische partij een nieuwe leider benoemd, de hervormingsgezinde communist Imre Nagy. Zo hoopte men waarschijnlijk een eind te maken aan de onrust in het land.

Dat lukte niet. Overal in het land schoten studentenorganisaties, arbeidersraden en revolutionaire nationale comités uit de grond. Er waren demonstraties en gevechten met de politie. Nagy probeerde de onrust te bezweren door steeds meer hervormingen te beloven. Hij nam daarbij steeds meer afstand van de communistische lijn. Nagy nam een enorme gok: hij wilde de orde in het land herstellen en dacht zo een Sovjetinvasie te voorkomen. Maar hij was de grip op de gebeurtenissen kwijt; het land was in opstand.

De Sovjet-leiders aarzelden lang met ingrijpen in Hongarije. Omdat het, rond eind oktober, ook elders in het Oostblok onrustig begon te worden lieten ze troepen samentrekken rond de Hongaarse grens. In antwoord daarop verklaarde Nagy op 1 november dat zijn land uit het Warschaupact stapte en zich neutraal verklaarde. Deze stap kon in Hongarije op veel steun rekenen.

Op zondag 4 november grepen de Sovjet-troepen in. Binnen een paar dagen was het verzet in het hele land gebroken. De opstand kostte circa 2700 Hongaren het leven. Velen werden gearresteerd en kregen gevangenisstraf; Nagy en ruim 300 van zijn medestanders werden geëxecuteerd. Zo’n 200.000 Hongaren ontvluchtten het land. Op 7 november stelden de Russen een nieuwe Hongaarse regering aan, onder hun vertrouweling Janos Kadar. Die trachtte door stevige repressie de situatie in het land te ‘normaliseren’.

De opstandige Hongaren hoopten op steun vanuit het Westen, maar die bleef uit. De VS en in West-Europa wilden zich niet bemoeien met de gebeurtenissen in het Oostblok; het bleef bij verbale steunbetuigingen. Daar kwam bij dat men ook nog andere problemen aan het hoofd had. Eind oktober was er weer een oorlog uitgebroken in het Midden-Oosten, de zogenoemde Suez-crisis. Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël waren Egypte binnengevallen om het Suezkanaal, dat door de Egyptenaren was genationaliseerd, te bezetten. De wereldvrede leek in gevaar.

Het Russische ingrijpen in Hongarije, en de daarop volgende repressie, zorgde er voor dat de hoop op een post-stalinistisch, ‘hervormd’ Sovjet-model snel de prullenbak inging. Er was in de Sovjet-Unie na Stalin kennelijk ook weer niet zoveel veranderd. Als gevolg hiervan verloren de communistische partijen in westerse landen veel leden: in Italië verlieten tussen 1955 en 1957 400.000 leden de partij, vooral de jongere en beter opgeleide. Andere communisten in het Westen probeerden het Sovjet-optreden goed te praten; zij onderschreven de officiële communistische claim dat er in Hongarije sprake was van een contrarevolutie.

Ook de CPN onderschreef – en dat is natuurlijk niet verrassend – de officiële communistische reactie op de gebeurtenissen in Hongarije. De kern van de boodschap van de Nederlandse communisten was dat er in Hongarije sprake was van een contrarevolutie, waaraan vanuit het Westen steun werd verleend. De partij achtte het ingrijpen van de Russen ‘noodzakelijk’.

In een door de CPN eind december 1956 uitgebrachte folder (een speciale uitgave van partijkrant De Waarheid) werd het standpunt van de partij nog eens kort samengevat. Wat was er echt aan de orde in Hongarije? In dat land was men onder aanvoering van de communisten bezig een ‘eigen weg naar het socialisme te banen’. Daar kwam verzet tegen van ‘voormalige Hongaarse fascisten’. Tegelijkertijd trokken ‘beroepsmoordenaars en provocateurs’ vanuit West-Duitsland via Oostenrijk over de Hongaarse grens. Die begonnen vervolgens met het ‘afslachten van de beste Hongaarse strijders voor het socialisme’. Wat was het doel van dit alles? In de eerste plaats was het Westerse misbaar over Hongarije een afleidingsmanoeuvre voor de Brits-Frans-Israëlische militaire operatie tegen Egypte. En in de tweede plaats wilden de Westelijke machten kijken ‘hoever zij konden gaan bij het ontketenen van de oorlog tegen de Sowjet-Unie’. Deze toedracht mislukte echter volledig.

De dramatische berichten over de straatgevechten in Boedapest bereikten op zondag 4 november de Nederlandse huiskamers door de verslaggeving van radiojournalist Alfred van Sprang. In de loop van die dag spraken verschillende vooraanstaande Nederlanders op vaak nogal emotionele wijze op de radio hun afkeuring uit over de gebeurtenissen in Hongarije. Onder meer door te verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog: de communisten waren geen haar beter dan de nazi’s. Zo zei premier Drees (PvdA) dat het Hongaarse volk een…

‘…lichtend voorbeeld [was] voor allen die beseffen dat in de wereld van vandaag evenzeer als in de tijd van het verzet tegen de naziheerschappij offerbereidheid geboden is in de worsteling om vrijheid, recht en eerbiediging der menselijke persoonlijkheid.’

Men wilde wat doen, maar dat kon niet; de verhoudingen in het na-oorlogse Europa lagen vast. Drees:

‘Het verlangen doortrilt ons volk om tegenover dit alles iets te doen. Wij zijn echter helaas niet bij machte het Hongaarse volk bij te staan in zijn strijd om zich aan de greep van de overweldiger te ontworstelen.’

Die zondag waren er in alle grote steden demonstraties tegen het optreden van de Sovjet-Unie, georganiseerd door politieke partijen en vakbonden; die hadden in het algemeen een waardig karakter. Daarnaast kwam het die zondag op grote schaal tot ongeregeldheden: bij de Sovjet-ambassade in Den Haag en bij CPN-gebouwen in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en andere steden. Vooral in Amsterdam waren de rellen heftig; daar werd Felix Meritis, het CPN-hoofdkantoor op de Keizersgracht, door duizenden mensen belegerd. Vele andere CPN-gebouwen en woningen van CPN-bestuurders werden ook belaagd, zonder dat de politie veel deed.

Op maandag 5 november stonden de kranten vol met berichten over Hongarije en over de anti-CPN-rellen in Nederlandse steden. Over de rellen schreven de kranten in het algemeen met enig begrip. Die maandag waren er weer in veel steden massaal bezochte protestbijeenkomsten tegen de gebeurtenissen in Hongarije. Een bijeenkomst in Ahoy in Rotterdam werd door naar schatting 12.000 mensen bezocht. Een demonstratie op de Dam in Amsterdam trok maar liefst 30.000 mensen. Tijdens deze bijeenkomsten werd vaak ook gepleit voor verdergaande maatregelen tegen de CPN, zoals een partijverbod.

Op maandagavond kwam het weer tot rellen, op nog grotere schaal en in nog meer steden dan de vorige dag. Nu werd geprobeerd Felix Meritis in brand te steken. Wel was de politie nu beter voorbereid; die probeerde de CPN-gebouwen en -eigendommen te beschermen. In diverse steden liepen de rellen volledig uit de hand en voelde de politie zich genoodzaakt om waarschuwingsschoten af te vuren. Enkele demonstranten werden door politiekogels geraakt. Na maandag keerde de rust overigens weer snel terug en was het afgelopen met de rellen.

De debat over en de protesten tegen de Russische inval in Hongarije gingen wel door. In een Tweede Kamerdebat op 6, 8 en 9 november veroordeelden de regering en alle politieke partijen, met uitzondering van de CPN, dit ingrijpen in scherpe bewoordingen. De CPN kreeg scherpe kritiek, onder meer van PvdA-Kamerlid Evert Vermeer: ‘De handen van de communisten van Nederlandse geboorte zijn met bloed bevlekt.’ Premier Drees zei: ‘En die communisten [die het Russische optreden steunen] isoleren zich thans meer dan ooit te midden van het Nederlandse volk en tonen zich weer de slaafse dienaren van Moscou.’

De democratische politieke partijen (dat sloot de CPN uit) hadden een gezamenlijke verklaring uitgebracht:

‘In dit tragische uur willen de Nederlandse politieke partijen staande op de grondslag van geestelijke vrijheid, gemeenschappelijk het Nederlandse volk oproepen, eensgezind te getuigen van hun afschuw voor het communistische geweld.’

De kranten waren zeer verontwaardigd over het Russische ingrijpen in Hongarije, uiteraard met uitzondering van De Waarheid. De door mij geraadpleegde kranten – Het Vrije Volk (sociaal-democratisch) het Algemeen Handelsblad (liberaal) en De Volkskrant (katholiek) – waren unaniem in hun afkeuring. Het Vrije Volk schreef bijvoorbeeld op 5 november:

‘Machteloos zien wij toe, hoe opnieuw het Hongaarse volk op beestachtige wijze wordt vertrapt door de Russische despoten.’

Ook vanuit de samenleving kwamen er protesten. Er waren vele protestbijeenkomsten en demonstraties. Katholieke sociale organisaties (werkgevers, werknemers, middenstanders, land- en tuinbouworganisaties) spraken hun afschuw uit over het Russische ingrijpen. Schrijvers vroegen de verwijdering van communisten uit hun organisaties. Er was veel aandacht en hulp voor Hongaarse vluchtelingen.

Er was in Nederland grote verontwaardiging over het optreden van de Sovjet-Unie in Hongarije, en over de wijze waarop de CPN dat optreden verdedigde. Deze tamelijk heftige reacties sproten voort uit een jarenlange traditie van anticommunisme. Ook elders in West-Europa waren er protesten, waarbij soms ook de lokale communistische partij het slachtoffer was. In Parijs bijvoorbeeld werd het hoofdkantoor van de Franse communistische partij in brand gestoken. In de media ging veel aandacht uit naar de rellen, maar de meeste massa-bijeenkomsten in de Nederlandse steden hadden een waardig karakter.

In het Nederland van 1956 was men het waarschijnlijk over weinig zaken op politiek gebied eens, behalve over het feit dat de CPN een verfoeilijke partij was. Zo zorgde de Hongaarse crisis ook voor een zekere eendracht en consensus in Nederland.

De CPN was als gevolg van ‘Hongarije’ verzwakt, maar zeker niet uitgeschakeld. Het aantal leden van de partij nam licht af (5 à 600 leden liepen weg, op een totaal van circa 18.000) en zo’n tien procent van de abonnees van De Waarheid zegde op (4.500 opzeggingen, op circa 40.000 abonnementen). Verder was door ‘Hongarije’ het politiek isolement van de CPN enorm versterkt. Het zou nog jaren duren voordat de partij weer uit haar schulp durfde te kruipen. Vooral de anticommunistische rellen, later aangeduid als de ‘Hongaarse furie’, waren voor die partij een traumatisch gebeuren.

Geef een reactie