Neues Deutschland bestaat na bijna 75 jaar nog steeds

De voormalige DDR-krant Neues Deutschland is dertig jaar na de val van de Muur nog bezig zich tot een ‘normale krant’ te ontwikkelen.

De krant Neues Deutschland – de Pravda van de vroegere DDR – berengt anno 2020 weinig nieuws over de val van de Berlijnse Muur. Waar andere kranten de lezers grote artikelen hierover aanbieden, volstaat Neues Deutschland (ND) met kleine artiklen, met onder meer een kort interview met Egon Krenz – de toenmalige secretaris-generaal van de Socialistische Eenheidspartij van de DDR – en een nogal flets commentaar over de manier waarop Duitsland met zijn verleden omgaat.

‘Onze terughoudendheid is niet ingegeven door een ontkenning van het belang van 9 november 1989, zegt hoofdredacteur Jn Reents (55). Het is ook niet zo dat wij de Wende betreuren. Anders dan vaak wordt aangenomen, dwij dat namelijk niet. Nee, ND heeft vooral de lezers willen ontzien. Bij velen – overwegend loyale DDR-burgers met een gemiddelde leeftijd van 63 jaar – roept de val van de Muur tenslotte gemengde gevoelens op. En daarmee heeft de redactie nu eenmaal rekening te houden. Of ze dat nu leuk vindt of niet.’

‘Het gros van de lezers houdt er traditioneel-socialistische opvattingen op na’, verklaart Reents. ‘Zij verwachten van ons dat wij mild over het DDR-verleden oordelen. We hoeven het niet mooier te maken dan het was, maar we moeten blijk geven van het bewustzijn dat in de DDR ook werd gedanst, gedronken en bemind. Dat wil men in ND terugzien.’

Het is, zo valt uit de woorden van de hoofdredacteur op te maken, een gemengd genoegen om deze lezers te bedienen. Enerzijds zijn de 70 duizend ND-abonnees hondstrouw. Anderzijds volgen zij de verrichtingen van de redactie met een zekere argwaan. Zij aarzelen doorgaans niet om hun bezwaren tegen iets te veel DDRrevisionisme in woord of geschrift kenbaar te maken. En telkens als de redactie zich een frivoliteit of een subtiele vernieuwing veroorlooft, is het – aldus Reents – afwachten hoe de lezers zullen reageren.

Zo werd de 55ste geboortedag van de vroegere DDR (7 oktober 2004) in herinnering geroepen door een enorme, in fullcolour uitgevoerde spotprent – een novum voor ND. Ze toont voormalig partijleider Erich Honecker die, vanuit de hemel gadegeslagen door Marx en Engels, een staatsprijs uitreikt aan Helmut Kohl en Gerhard Schr, die met hun beleid ‘een voortreffelijke bijdrage hebben geleverd aan de wederopleving van de socialistische idealen en een strijdvaardig klassenbewustzijn’. Honecker in cartoonvorm ligt al gevoelig, maar de parafrasering van het betonnen partij-idioom moet door het orthodox-marxistische volksdeel bijna als blasfemisch zijn ervaren.

De knipoog naar het verleden riep, tot verrassing van Reents, echter hoegenaamd geen kritiek op. Hetgeen hem heeft gesterkt in de mening dat ND bezig is zich tot een ‘normale krant’ te ontwikkelen. Over het tempo waarin deze ontwikkeling zich voltrekt, maakt hij zich echter geen illusies: voor haar lijfsbehoud is de redactie vooralsnog aangewezen op de ‘natuurlijke achterban’ van mensen die door de DDR zijn gevormd.

Daarnaast dingt ze naar de gunst van linkse, niet-dogmatische Duitsers. Tezelfdertijd moet ze een gepaste afstand zien te bewaren ten opzichte van haar voornaamste financier: de PDS – de democratische opvolger van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). En dat is, zegt Reents, nog de eenvoudigste opgave waarvoor de krant zich gesteld ziet. Want in tegenstelling tot de SED zou de PDS geen enkele aanvechting aan de dag leggen om zich met de inhoud van ND te bemoeien.

Toch beklaagt Reents zich niet over zijn lot. Niet openlijk, althans. Hij mag dan zijn onderworpen aan een ingewikkeld krachtenspel: ND is, wat hem betreft, de ‘meest vrije krant van Duitsland’. Enerzijds is ND in het Duitse medialandschap met het blote oog nauwelijks waarneembaar. Ze ontbreekt in het assortiment van de meeste krantenkiosken en blijft doorgaans onvermeld in de dagbladoverzichten.

Reents is sinds zijn aantreden als hoofdredacteur, vijf jaar geleden, welgeteld tweemaal voor deelname aan een debat uitgenodigd. Hij vermoedt dat ‘de gevestigde politiek’ hier de hand in heeft. Maar bitter is hij hier niet over. Aan de flanken van de journalistiek kan hij zich tenslotte onttrekken aan het kluitjesvoetbal waarin de grote kranten zijn verwikkeld, en hoeft hij zich niet op sleeptouw te laten nemen door de politieke agenda.

Deze inschatting van de eigen situatie resulteert (incidenteel) in een essay op de voorpagina, ruimhartige aandacht voor de verbanning van de dollar door Fidel Castro (een nieuwsfeit dat in andere kranten werd afgedaan met een tweekolommertje), een participerendjournalistieke behandeling van de sociale onrust in het land, en – omgekeerd – een grote distantie ten opzichte van de machtsstrijd binnen de CDU.

Of ND hiermee zijn positie op de bladenmarkt kan versterken, is vooralsnog twijfelachtig. Dat de krant vijftien jaar na de Wende aupt nog bestaat, kan als het grootste wapenfeit worden aangemerkt. Op de golven van de socialistische planningseconomie bereikte ze ooit een oplage van bijna een miljoen. Met de ongenietbare kost waarvan het volk kennis moest nemen: ontvangsten van bevriende staatshoofden, manoeuvres met de Sovjet-Russische wapenbroeders, de nieuwste productiecijfers, en de algehele levensvreugde waartoe dit alles aanleiding gaf.

Het lag, tegen deze achtergrond, niet voor de hand dat het partijorgaan zich na de Wende op de vrije markt staande zou kunnen houden – zeker niet onder de oude naam. Er is, zegt Reents, inderdaad een uitputtende richtingenstrijd op de redactie gevoerd. Maar zelfs over de naam van de krant werd men het niet eens. Met als gevolg dat er in dit opzicht niets veranderde.

Inhoudelijk heeft het huidige ND niets met zijn naamgenoot gemeen. Van de veranderingszin getuigt alleen al het feit dat Reents als Wessi tot hoofdredacteur werd benoemd – en het in die hoedanigheid al vijf jaar heeft uitgehouden. Ook in andere opzichten spoorde zijn profiel niet met dat van ND. Reents stond in Hamburg aan de wieg van het links-radicale periodiek Arbeiterkampf, en behoorde later tot de oprichters van De Groenen – een partij die in het oosten van Duitsland tot op de dag van heden opmerkelijk weinig sympathie heeft ondervonden. In 1991, toen de machtsstrijd tussen Realo’s en Fundi’s in het voordeel van de eersten was beslecht, trad hij toe tot de PDS.

Daarmee heeft hij zich nog niet tot Ossi getransformeerd. Hoe hij zich nochtans heeft kunnen handhaven bij een krant die het gekwetste gevoel van Oost-Duitse eigenwaarde vertolkt? Door niet alles in keer te willen veranderen, denkt hij zelf. En deze beleidslijn wijkt nogal af van westerse veranderingswoede die in het oosten van het land zo veel wrevel heeft gewekt.

Reents gaat er prat op nooit de bezem door de redactie te hebben gehaald – ook al is die dientengevolge met een gemiddelde leeftijd van 51 jaar behoorlijk ‘grijs’. ‘Ik heb mij altijd op het standpunt gesteld dat de krant het product is van de krachten en de zwaktes van de mensen die er werken. Hun gezamenlijke kwaliteit is voor mij het uitgangspunt. Niet een ijle journalistieke wensdroom.’

Reents prijst zich er gelukkig mee een bijdrage te hebben kunnen leveren aan de ontwikkeling van het politieke leven ter linkerzijde van de SPD. In die zin is Duitsland, waar de politiek decennialang in het midden werd gevormd, genormaliseerd. Het proces zal echter pas ten einde zijn als ook de Wessi’s op de PDS stemmen en Neues Deutschland lezen. De vraag is of het ooit zo ver zal komen.

Geef een reactie