De Stasi had veel meer informanten dan bekend
Sinds de jaren negentig wordt beweerd dat één op de 85 DDR-burgers informatie heeft verstrekt aan de staatsveiligheid. Eén studie kwam met een heel ander nummer. In de DDR werd één op de 16 beschouwd als een ‘Auskunftsperson’.
Privé moet privé blijven! Bijna iedereen onderschrijft deze eis. Maar dan alleen als het gaat om Westerse nieuwsdiensten of de ontzettend praktische dienst Streetview van het Amerikaanse bedrijf Google.
In vreemd contrast hiermee is het feit dat de echt slechtste gegevensverzamelaars en -uitbuiters van het recente verleden, de meer dan 90.000 fulltime medewerkers van Erich Mielke’s Oost-Duitse Ministerie voor Staatsveiligheid (MfS), vandaag de dag alleen een rol spelen als een punt van vergelijking. De NSA was ‘erger dan de Stasi’, zo werd vaak gezegd op het hoogtepunt van de ‘onthullingen’ van Snowden, die in werkelijkheid weinig of niets onthulden.
Want elke oplettende krantenlezer had allang moeten weten dat Amerikaanse diensten al jaren telefoonverbindingsgegevens opslaan en internet scannen. Dat is niet mooi, maar het is vrijwel altijd zonder gevolgen, tenzij je een islamitische terrorist of een Russische agent bent.
De Stasi, aan de andere kant, gebruikte de verkregen gegevens met sluwheid, boosaardigheid en vaak genoeg brute druk om tegenstanders van het regime te ‘ontbinden’. Professioneel falen werd georganiseerd, geruchten gingen de ronde in de buurt en onder vrienden. Soms reikte de spion tot in het huwelijksbed. Er is zelfs gedocumenteerd dat de mannen van Mielke het woord verspreidden over sceptici dat ze samenwerkten met de MfS.
Volgens cijfers die sinds januari 1990 bekend zijn, leidden Stasi-officieren aan het einde van de SED-dictatuur ongeveer 189.000 onofficiële medewerkers (IM) op. Uit onderzoek in 2014 bleek echter dat dit getal weliswaar in principe correct is, maar het informatienetwerk van de MfS slechts zeer gebrekkig beschrijft.
“In de afgelopen twee decennia stond de IM, de onbekende informant van het repressie-apparaat, in het middelpunt van de belangstelling”, schrijft Christian Booß van het Berlijnse Stasi Documents Archive (BStU) in het boek ‘Indiskrete Gesellschaft’ uit 2014.
De deskundige, die ook werd opgemerkt in de Brandenburgse onderzoekscommissie naar de betrokkenheid van Stasi, bekritiseert terecht: “Hoewel individuele gevallen vaak opgewonden werden behandeld in de pers, was de hoofdboodschap eerder geruststellend: slechts één procent ‘was er’.”
Maar dat is precies wat er mis is. Want als u alleen de officieel vereiste IM’s meetelt, dekt u slechts een fractie van de informele staat van de DDR. Omdat er talloze andere informanten waren: ‘Informanten’ meldden over buren in de woonkamer. En tal van ‘officiële partners’ van de staatsveiligheid gaven kennis over medemensen door van bedrijven, staats- en politieke instellingen.
In veel gevallen zijn de bestanden van deze informanten vernietigd buiten de ‘klassieke’ spionnen. Het MfS-districtsbestuur in Rostock hield echter een register bij dat in 1989/90 werd bewaard. In dit dossier registreerde de MfS-afdeling VIII, die verantwoordelijk is voor onderzoeken en observaties, die burgers en hun huizen in Rostock van wie ze indien nodig informatie over buren konden krijgen. Niet minder dan 18 procent van de bevolking van Rostock werd in 1989 geregistreerd. Voor Booß en zijn BStU-collega Helmut Müller-Enbergs is dit terecht een ‘opwindende dimensie’.
Rostock was echter waarschijnlijk een extreem geval. De documenten die ook voor het district Saalfeld in Thüringen bewaard zijn gebleven, bevatten 3.335 ‘antwoorden’, volgens voorzichtige berekening 5,7 procent van alle inwoners. Geëxtrapoleerd naar de hele DDR betekent dit echter ook dat ongeveer een miljoen mensen de Stasi informatie gaven over hun medemensen. Dat is vijf keer zoveel als voorheen.
Deze resultaten zijn explosief omdat Booß’ en Müller-Enbergs’ BStU-collega Ilko-Sascha Kowalczuk in 2013 precies de tegenovergestelde berekening maakten. In zijn boek ‘Stasi konkret‘ herdefinieerde de historicus eenvoudig bepaalde IM-categorieën, sloot ze uit en kwam zo met ‘slechts’ 110.000 spionnen op de proppen.
Dit veroorzaakte nogal wat opschudding, omdat het de veilige perceptie van de door de Stasi doordrongen samenleving leek te relativeren. De politieke partij Die Linke deed onmiddellijk een verzoek aan de Bondsdag om wijlen het ministerie van Staatsveiligheid en zijn medewerkers vrij te pleiten. Voor experts deed Kowalczuks uitleg echter bijna uitsluitend de hoofden schudden. Er was echter iets goeds aan zijn initiatief: het stimuleerde nieuw, serieus onderzoek.
Booß en Müller-Enbergs vermijden overhaaste afwegingen. Als de MfS daadwerkelijk kon terugvallen op ongeveer elke 16e DDR-burger, zoals hun resultaten suggereren, dan betekent dat niet dat Oost-Duitsland een staat van informanten was.
Veel van de ‘informanten’ werden ‘onder valse vlaggen’ benaderd of benaderd in een officiële omgeving. Onder het socialisme zou er principieel geen privésfeer kunnen zijn – tenminste niet als de SED ervan uitging dat iemand zich wilde terugtrekken uit de gelukzaligheid van de “arbeiders- en boerenstaat”.
Onderzoek naar de ‘indiscrete samenleving’ toont aan dat de geschiedenis van de DDR lang niet uitputtend is behandeld. Alleen degenen die het verleden kennen, kunnen normen verkrijgen voor het heden en de toekomst – of het nu gaat om gegevensbescherming of bijna elk ander onderwerp.