DDR had nooit gebrek aan sterke drank

Volgens de DDR-propaganda was drankzucht een typisch kapitalistisch fenomeen, dat in het socialisme vanzelf zou verdwijnen. Met die theorie rekent de Berlijnse etnoloog Thomas Kochan grondig af. In zijn proefschrift ‘Blauwe wurger: Zo dronk de DDR’ toont hij aan dat in de DDR niet minder werd gedronken dan in de Bondsrepubliek. Maar ook niet meer.

In het Westen bestonden tal van mythen over het alcoholgebruik in de DDR, stelt Kochan vast. Bijvoorbeeld dat mensen er meer dan gemiddeld zouden drinken, dat ze vooral zouden drinken om de dagelijkse zorgen te vergeten, dat de staat het drinken zou stimuleren om het volk rustig te houden en dat het land wemelde van de alcoholverslaafden.

Allemaal niet waar, beweert Kochan in zijn onderhoudende dissertatie. Het drankgebruik in de DDR was vergelijkbaar met dat in andere landen. En drinken was geen vluchtgedrag, het was een integraal en vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven, zelfs op de werkvloer. “De DDR-burger dronk matig, maar regelmatig,” vat Kochan samen.

En hij dronk vooral sterke drank. In een maatschappij waarin aan bijna alles gebrek was, was er één artikel in ruime overvloed: gedestilleerd vocht. Tussen alle lege schappen in de supermarkt was het schap met wodka, likeur en brandewijn altijd goed gevuld. Het populairst was de Kristall-wodka, vanwege de kleur van het etiket liefdevol ‘Blauwe Wurger’ genaamd.

Dat juist sterke drank zo overvloedig was, had volgens Kochan economische redenen. Het was makkelijker en goedkoper te produceren dan wijn en bier. Bovendien werd het in de DDR zelf gemaakt en betekende het een vaste inkomstenbron voor de staat. Na aanvankelijk het alcoholgebruik te hebben bestreden, nam de staat de drankproductie daadkrachtig ter hand.

In de eerste jaren van haar bestaan koesterde het DDR-regime nog het aloude socialistische principe van de abstinentie. ‘Een drinkende arbeider denkt niet’, luidde de leus, ‘en een denkende arbeider drinkt niet’. Maar in loop van de jaren zestig gaf de staat het verzet op en beperkte ze zich tot het bestrijden van bijverschijnselen, zoals geweld en asociaal gedrag.

Kochan noemt de DDR een ‘rond drank gecentreerde samenleving’. Drank, en dan vooral de sterke variant, vervulde tal van functies. Ze was niet alleen een genotmiddel, maar ook een ruilmiddel, een sociaal smeermiddel, een omkoopmiddel, een voedingsmiddel, een geneesmiddel en zelfs, in combinatie met gekookte worst, een vermageringsmiddel.

Alcoholverslaving was volgens Kochan in de DDR wel degelijk een maatschappelijk probleem, maar niet erger dan in westerse landen. Officieel bestond het probleem natuurlijk niet, net zomin als criminaliteit. Pas in de jaren tachtig werd er enigszins openlijk over gesproken en werd de opvang van ‘alcoholpatiënten’ beter geregeld.

Maar toen liep de DDR al ten einde. Kochan merkt op dat in de demonstraties die de Muur ten val brachten, alcohol geen enkele rol speelde. “Het was een nuchtere revolutie”, beweert hij. En daarna was het ook meteen met de ‘rond drank gecentreerde samenleving’ gedaan. De consumptie van sterke drank daalde abrupt naar het niveau van de Bondsrepubliek.

Dat niveau was ooit 16,1 liter per persoon per jaar, waarmee de DDR wereldkampioen sterke drank was. Na de val van de Muur sloot de ene destilleerderij na de andere. Volgens Kochan, die inmiddels een winkel heeft in exclusieve alcoholica, hebben er maar een stuk of twee de revolutie overleefd. In zijn winkel zijn hun producten niet te krijgen. Niet speciaal genoeg.

In de jaren tachtig bloeiden ook in de DDR de jongerenculturen. Maar anders dan in westerse landen consumeerden de hippies en punkers geen drugs. Hun roesmiddel was drank. DDR-hippies blowden niet maar zopen, en deden dat noodgedwongen op straat. Want veel uitgaansgelegenheden waren er niet voor de jeugd.

Een bijzondere gelegenheid waar wekelijks honderden jongelui samenstroomden, was de Samariter Kirche in Berlijn. Daar werden bluesconcerten gegeven. Bij de ingang had de dominee een ‘borrelgarderobe’ ingericht, waar de jongeren hun flessen konden stallen om na het concert op straat weer verder te kunnen drinken.

Geef een antwoord