1 mei in de DDR: tussen een politieke parade en een volksfeest

Deelname aan de 1 mei-bijeenkomsten was verplicht in de DDR. Met een mengeling van druk en verleiding probeerde de staat de massa te mobiliseren. In het begin was er gratis bockworst voor deelnemers, later zelfs een bonus van 5 mark. Tegen het einde van de DDR kreeg de politieke feestdag steeds meer een volksfeestkarakter met hype en snackbars.

Deelname aan de 1 mei-bijeenkomsten was tot op zekere hoogte moreel en politiek verplicht voor alle DDR-burgers in de hele Republiek. De partij- en staatsleiding was vooral bezig met het bevestigen van hun aanspraak op leiderschap, maar ook met het mobiliseren van de beroepsbevolking. Zo werden bij de mei-bijeenkomsten in de DDR, in tegenstelling tot de gebeurtenissen in het Westen, beloften geëist om nog beter en harder te werken.

De SED wilde dat de ‘massa’s’ aan de parades en activiteiten zouden deelnemen. Om dit te bereiken, vertrouwde ze op een mengeling van druk en verleiding. Bedrijven moesten samen met hun personeel naar de rally’s. Collega’s die weigerden, maakten zich verdacht.

De gratis Bockwurst of later de premie van 5 Mark was geen garantie voor lachende gezichten bij de jaarlijkse demonstratie in mei. Fotograaf Mahmoud Dabdoub uit Leipzig legde op 1 mei ‘eerlijke’ momenten vast.

Maar degenen die mee marcheerden werden beloond, zoals Eggert in de begindagen van de DDR meldde: “Voor de deelnemers aan de demonstraties waren er altijd speciale toewijzingen tijdens de anders zeer slechte voedselperiode. In latere jaren nam de SED zijn toevlucht tot rechtstreekse betalingen om massale deelname van haar burgers aan de bijeenkomsten te verzekeren. Aan het einde van de DDR kreeg elke medewerker vijf DDR-tekens, waarvoor je ongeveer tien glazen bier kon betalen. Die velen ook dienovereenkomstig gebruikten.

Na de oprichting van de NVA begin 1956 marcheerden eenheden van de NVA voor het eerst op 1 mei aan het hoofd van de demonstratiestoet van het centrale mei-evenement in de hoofdstad – naar het voorbeeld van de USSR, waar het Sovjetleger altijd leidde de meiparade. Deze krijgshaftig aandoende mars aan de oostkant van het voormalige stadspaleis van Berlijn leidde meteen tot protest van de drie geallieerde stadscommandanten in West-Berlijn. Volgens hun juridische mening was de aanwezigheid van de NVA in Oost-Berlijn in strijd met de viermachtsovereenkomst, die de aanwezigheid van Duitse troepen in Berlijn verbood. Desondanks werd de militaire parade een jaarlijks ritueel: het Nationale Volksleger marcheerde, de westerse geallieerden protesteerden en de Sovjets verwierpen het protest.

Deze parades op 1 mei in Berlijn werden wekenlang zorgvuldig voorbereid door de betrokken troepen op hun locaties, wat veel logistiek en tijd vergde. Op de dag van mei rolden NVA-tankkolommen langs de hoge tribune, werden raketten gepresenteerd en als climax en afsluiting van het evenement marcheerden eenheden van de ‘compagniegevechtsgroepen’ in uniform – met de Kalasjnikov voor hun borst.

Toen in 1975 een nieuwe ontspanningsfase begon met de goedkeuring van de Slotakte van Helsinki van de CVSE, achtte de SED-leiding het opportuun om af te zien van de deelname van de NVA aan de 1 mei-demonstraties. De laatste keer dat tanks en raketwerpers langs de tribune op de Karl-Marx-Allee rolden was op 1 mei 1976. De deelname van de “gevechtsgroepen van de arbeidersklasse” bleef echter bestaan, wat tot 1989 de afsluiting vormde van elke 1 mei-demonstratie. En dat in de hele DDR.

Jaarlijks werden kort voor de feestdag van mei jaarlijks prijzen uitgereikt in het gebouw van de Staatsraad in Berlijn. Verdienstelijke arbeiders werden onderscheiden, maar ook cultuurwerkers en leden van andere maatschappelijke organisaties. Later werd alleen een rode anjer van papier gedragen, die de Vrije Duitse Vakbondsfederatie (FDGB) voor 50 pfennig verkocht.

De officiële start van de vieringen op 1 mei volgde op alle plaatsen hetzelfde patroon: de deelnemers kwamen ’s morgens vroeg bijeen bij het bedrijf of bij SED-organisaties zoals de FDJ of Young Pioneers. Transparante, oversized foto’s van prominente DDR-politici en posters met de slogans werden verspreid. Daarna begon de parade (die op sommige plaatsen tot vijf uur duurde) langs de demonstratieroute, die uiteindelijk langs de VIP-stand leidde. Lokale prominenten van de SED zaten daar naast vertegenwoordigers van de ‘massaorganisaties’ en zwaaiden naar de demonstranten. De groepen werden via luidsprekers geïntroduceerd, vaak met slogans over bijzondere prestaties zoals extra diensten of het overschrijden van planspecificaties

Aan het einde van de mei-bijeenkomsten gingen de “werkende mensen” terug naar hun fabrieken, waar het demonstratiegeld werd uitbetaald. Voor velen was het meedoen aan de demo van mei meer een karwei, dus door de jaren heen zijn de demonstraties steeds meer uitgegroeid tot volksfeesten met eetkraampjes, kinderfeestjes en draaimolens. Maar zelfs dit kon niet voorkomen dat de populariteit bij de door de staat gemandateerde mei-vieringen soms te wensen overliet.

Er zijn berichten dat demonstraties duidelijke tekenen van ontbinding vertoonden zodra de tribune in zicht was. Er waren ook pogingen om de uniformiteit van de parades te doorbreken: in 1984 droegen kunststudenten van de “Universiteit voor Grafiek en Boekkunst” in Leipzig bijvoorbeeld een olieverfschilderij van twee bij drie meter met een portret van Erich Honecker. Axel Krause, een van de initiatiefnemers, herinnert zich de foto nog. Het was “groter, kleurrijker, glanzender en kitscherig, kortom meer funky” dan de foto’s van het hoofd van de Staatsraad die overal in de DDR hingen. De studenten – onder wie Neo Rauch, inmiddels een wereldberoemde schilder – bedoelden de actie minder als een politieke demonstratie en meer als een grap. En gelukkig, verblind door ‘stralende Erich’, werd het niet politiek geïnterpreteerd.

Geef een antwoord