De historische sensatie van een computer
Hoe presenteer je computergeschiedenis op een aantrekkelijke manier? Dat is een vraagstuk waarmee de medewerkers van het Heinz Nixdorf MuseumsForum (HNF) in het Duitse Paderborn voortdurend worstelen. Oude hardware is nog wel te exposeren, maar hoe etaleer je de bijzonderheden van besturingssystemen, programmeertalen, softwarepakketten, kantoorautomatisering of het wereldwijde web?
Een exotische indruk in het museum maakt het wel: de ESER 1055, het computersysteem uit Dresden uit de jaren ’70. Bezoekers zien dat dat ook in het voormalige Oost-Europa een actieve computerindustrie bestond, geïnspireerd op de IBM System/360 en 370. Fabrikant Robotron exporteerde de ESER (Einheitliches System Elektronischer Rechenanlagen) naar andere landen achter het IJzeren Gordijn.
Het Oost-Duitse bedrijf bouwde de computer overigens in samenwerking met andere Oostbloklanden. Zo kwamen de processoren uit de Sovjet-Unie, de ponskaarttechnologie uit Polen en Tsjechoslowakije en de magnetische disks uit Bulgarije. Het HNF wist de hand te leggen op een ESER-computercentrum en verluchtigt in het museum de opstelling van het rekencentrum met foto’s en een documentaire over het gebruik van computers en micro-electronica in de DDR.
Het Heinz Nixdorf MuseumsForum (www.hnf.de) is het naar eigen zeggen grootste computermuseum te wereld. In het oude hoofdkantoor van het roemruchte Duitse computerbedrijf Nixdorf Computer AG (in 1990 opgegaan in Siemens) in Paderborn (Noordrijn-Westfalen) wordt de ontstaansgeschiedenis van het computertijdperk uiteengezet op een oppervlak van zesduizend vierkante meter en aan de hand van zo’n tweeduizend objecten. ‘Wij plaatsen hardware- en software-ontwikkelingen altijd in hun maatschappelijke context’, zegt Norbert Ryska, directeur van het HNF. ‘Met zo’n brede opzet bereik je een groter publiek dan alleen computernerds.’
Hij wijst er op dat de Duitse computerpionier, ondernemer en naamgever Heinz Nixdorf altijd al gefascineerd is geweest om een computermuseum te openen. Nixdorf, die in het harnas op de vakbeurs Cebit in Hannover in 1986 stierf, heeft de opening in 1996 door bondskanselier Helmut Kohl nooit mogen meemaken. Maar twee jaar voor zijn dood richtte de geboren Paderborner twee maatschappelijke stichtingen op die belangrijk waren voor de financiële ondersteuning van het museum.
Ryska erkent dat het moeilijk is om een museum over informatietechnologie boeiend te houden voor bezoekers. Ict is vandaag de dag alomvertegenwoordigd, maar hoe beeld je de historische ontwikkeling op een aantrekkelijke manier uit? ‘Het is lastig te verklaren waar bijvoorbeeld software over gaat. Neem SAP, een belangrijke speler in Duitsland en in de wereld. Daar zouden we best eens iets mee willen doen. Maar ja, er zit weinig tastbaars aan deze software. Met hardware gaat het tenminste nog om apparatuur.’
Daarom kiest het museum ervoor om ict-ontwikkelingen in een bredere, maatschappelijke context te plaatsen en worden objecten toegelicht met behulp van onder andere interactieve multimedia-terminals, video- en audio-installaties, robots en digitale werkbanken met pc’s. Een aardige vondst is ook de replicabenadering van de Eniac (voltooid in 1946), waarbij het draait om het laten zien van de kamerbrede afmetingen van deze pionierscomputer van het Amerikaanse leger.
Het museum bestaat grofweg uit drie delen. Het eerste deel begint bij het ontstaan van cijfers en het schrift drieduizend jaar voor Christus en eindigt bij de uitvinding van de computer. Er zijn verrassende invalshoeken, zoals de aandacht voor geometrie en het parallelle perspectief, dat in de achttiende eeuw de basis vormde voor het tekenen van machinecomponenten. Verder staat het museum volop stil bij andere aspecten van reken-, schrijf en bureautechniek, zoals de mechanisering en de oprukkende ponskaarttechnologie vanaf eind negentiende eeuw.
Het tweede deel van het museum behandelt de wereldwijde opkomst van computers vanaf de jaren vijftig. Eerst zijn de rekenautomaten nog het terrein van specialisten, met name binnen de universitaire wereld, daarna begint de opmars van het bedrijfsleven en vanaf de introductie van de pc in de jaren 1980 begint de mondiale verovering en wordt de computer een gebruiksartikel voor iedereen. Bijzonder is ‘The Hall of Fame’, waarin een aantal pioniers worden uitgelicht, zoals Blaise Pascal, Herman Hollerith, Thomas J. Watson sr. en jr., Alan Turing, Konrad Zuse, John van Neumann en natuurlijk Heinz Nixdorf, de naamgever van het museum.
Het derde deel betreft de tijdelijke exposities. Zo besteedde HNF begin dit jaar nog aandacht aan de onnavolgbare wiskundige Claude Shannon onder de noemer ‘Codes & Clowns’. Shannon geldt als de vader van de informatietheorie en was specialist in speltheorie.