Dertig jaar Duitse eenheid, maar de verschillen blijven groot
Op 9 november 1989 besloten de Oost-Duitse autoriteiten, onder druk van revoluties in andere Sovjetstaten en groeiende maatschappelijke onrust, dat burgers uit het dictatoriale oosten naar West-Duitsland mochten reizen. Nog geen jaar later, vandaag precies dertig jaar geleden hield de DDR op te bestaan en was er geen zwaarbewaakte grens meer die door Duitsland liep. Sindsdien is er veel veranderd, maar dertig jaar later loopt de economie in het Oosten van Duitsland nog steeds achter bij die in het Westen.
Oost-Duitsland moest van ver komen. Waar West-Duitsland na de oorlog een periode van vrijheid en ongekend economisch herstel had doorgemaakt, klapte de Oost-Duitse economie, die vrijwel volledig werd aangestuurd door de staat tot de hereniging, in elkaar.
Het resultaat was een gigantisch gat in levensstandaarden en economische kracht. In 1991 was de omvang van de economie per hoofd van de bevolking (bruto binnenlands product, bbp) in Oost-Duitsland maar iets meer dan 40 procent van dat in West-Duitsland. De wegen en infrastructuur in het gebied verkeerden in abominabele staat en de werkloosheid was hoog.
Het ergste moest toen nog komen. Door het wegvallen van de staatsgestuurde economie steeg de werkloosheid nog vele jaren door. Van 14 procent in 1995 naar bijna 19 procent in 2005.
“De economie in de DDR was er erger aan toe dan gedacht”, vertelt Wiebke Pittlik van het Duitsland Instituut, dat verbonden is aan de UVA. Door de gesloten samenleving die de DDR was, had het westen daar amper inzicht in.
Vervolgens werden alle Oost-Duitse staatsbedrijven in een noodvaart geprivatiseerd. “Vaak werden ze opgesplitst in kleinere bedrijven en verkocht aan West-Duitse bedrijven, die konden een slag slaan.”
De bedrijven uit het oosten werden verkocht voor een prikkie en werden hard gesaneerd, wat miljoenen Oost-Duitsers hun baan kostte. Die operatie heeft diepe wonden geslagen in de samenleving en de verschillen tussen Oost en West zijn nog altijd voelbaar en zichtbaar.
Maar sindsdien is er ontegenzeggelijk veel veranderd. Onder meer door een gigantisch nieuw steunpakket van de overheid ter waarde van ruim 150 miljard euro werd er geïnvesteerd in de economie van voormalig Oost-Duitsland en in wegen, bruggen en andere infrastructuur.
En dat zie je als je door Duitsland rijdt, vertelt RTL-correspondent Jeroen Akkermans. “De infrastructuur in het oosten is veel beter, want moderner. Dat heeft er alles mee te maken dat alle Duitsers mee moeten betalen aan de opbouw van het oosten.” Het heeft ervoor gezorgd dat juist het armere deel van het land er veel beter uitziet.
De werkloosheid is inmiddels gedaald naar 6,9 procent, maar dat is nog altijd een stuk meer dan in het westen, waar slechts 4,1 procent zonder werk zit. Vooral voor jongeren liggen de banen in de voormalige Duitse Democratische Republiek (DDR) niet voor het oprapen: 7,7 procent van de beroepsbevolking onder de 25 jaar zit thuis.
Maar goed beschouwd gaan alle lijntjes de goede kant op nu. Het bbp is inmiddels gestegen naar 75 procent van dat in het voormalige West-Duitsland, en het afgelopen jaar is er een flink sprongetje gemaakt. Feit blijft wel dat na bijna 30 jaar eenheid er nog altijd een gat gaapt van 25 procent.
Ook de lonen blijven nog steeds achter. De inhaalslag op dat gebied ligt eigenlijk al jaren bijna stil. In 2005 lag het brutoloon van de Oost-Duitsers op ongeveer 80 procent van dat van West-Duitsers. In de jaren daarna schommelt het wat heen en weer, om in 2018 uit te komen op 84 procent.
Veel van de resterende economische ongelijkheid is dan ook uitermate lastig aan te pakken. De zaadjes voor die haast onoplosbare problemen werden al kort na de eenwording geplant.
Zo kent het oosten van Duitsland veel minder grote bedrijven dan het westen, een direct gevolg van het opsplitsen en verkopen van staatsbedrijven kort na de eenwording. Vandaag de dag zijn er precies nul van de bedrijven die aan de belangrijkste beurs in Frankfurt zijn genoteerd gevestigd in het voormalige Oost-Duitsland.
Maar er vertrokken ook veel mensen uit de DDR, die hun geluk gingen beproeven in het welvarende westen. Het resultaat was een zwakke economie en vergrijzing in het gebied zorgt nu voor hoofdbrekens.
“Oost-Duitsland is leeg, dat is altijd wat het meest opvalt. Er zijn ontzettend veel mensen vertrokken”, vertelt Akkermans.
“Daar zijn veel zorgen over”, vult Pittlik aan. “Er wordt ook veel aan gedaan, zo voeren universiteiten campagne om studenten naar het oosten te trekken.” En dat is niet helemaal zonder resultaat.
Steden als Leipzig zijn in trek en de regio om de stad wordt zelfs gekscherend gepromoot als ‘Silicon Saxony’. Akkermans ziet ook dat de laatste jaren de trend wat gekeerd is, en er toch weer jongeren terugkomen.
Iets wat na dertig jaar in ieder geval nog steeds bestaat, is een minderwaardigheidscomplex van de Oost-Duitsers. Een van de oorzaken daarvan was de nieuwe economische werkelijkheid die aan het begin van de jaren negentig ontstond.
Ondernemers uit West-Duitsland kwamen aan het roer te staan van de bedrijven in het oosten. “Ze wisten echt niet hoe een markteconomie werkt”, zegt Pittlik. “Dat was voor die mensen nieuw. Daarom namen West-Duitsers de leiding over.” Tegelijkertijd vertrokken de goed-opgeleide arbeiders naar het westen.
Een gevoel van tweederangsburgerschap is sindsdien in de vezels van de samenleving gekropen. “Dat werkt nog extreem door.”
Ter illustratie: van de 66 universiteiten in Duitsland wordt er niet een geleid door een Oost-Duitser. En van de 115 afdelingshoofden op ministeries komen er slechts drie uit het oosten. Ook onder de ministers moet je met een lichtje zoeken naar een Oost-Duitser, met als uitzondering die de regel bevestigt bondskanselier Angela Merkel.
Uit onderzoek van de Universiteit van Leipzig blijkt dat zelfs in het oosten van Duitsland bij slechts 25 procent van de grotere bedrijven een oosterling aan het roer staat, vertelt Pittlik. En dat zou alles te maken hebben met de brain drain van begin jaren negentig.
In de eerste plaats vertrokken de hogeropgeleiden dus massaal uit Oost-Duitsland na de hereniging. Juist uit deze generatie had tot de nieuwe ceo’s moeten uitgroeien. Maar daarnaast geldt ook in Duitsland dat de top van het bedrijfsleven mensen aanwijst als opvolgers of mede-bestuurders die op hen lijken: West-Duitsers dus.
Akkermans herkent dat maar al te goed. “Dit is een aartsconservatief land. Een olietanker. In Nederland zijn we veel gevoeliger voor het weer en het water en de storm. Dit land stoomt wel door, maar dat heeft ook nadelen. Veranderingen worden hier met tegenzin doorgevoerd of op de lange baan geschoven.”
En dat heeft ze geen windeieren gelegd, als ‘exportweltmeister’, zegt Akkermans. Maar het zorgt dus wel voor frictie in de maatschappij, en scheve ogen uit het oosten.
Overigens hebben ze daar in de voormalige DDR zeker geen patent op, vertelt Akkermans. Want ook in het westen is men lang niet altijd even blij met de opgelegde solidariteit.
Waar men in het oosten ontevreden is over de blijvend lagere lonen, pensioenen en maatschappelijke positie, vindt men in het westen dat er wel eens wat meer geld mag naar de beroerd onderhouden infrastructuur daar.
Bovendien hebben veel oud-werknemers van voormalig staatsbedrijven uit de DDR een vervroegd pensioen gekregen, waarvoor ze amper hebben ingelegd, klinkt het in het westen. Dat steekt steeds meer, nu de pensioenen ook in Duitsland onder druk staan.
Maar al bij al is het land steeds dichter naar elkaar gegroeid, concludeert Akkermans. Of de eenwording een succes is geworden? “Ja, ik zeg volmondig ja! Dat moet je in de context plaatsen. Er zijn natuurlijk negatieve ontwikkelingen. Het is een levende ja. Soms neigt het naar nee, soms naar een ja met een uitroepteken.”
De beste illustratie daarvan is misschien nog wel, dat je met de beste wil van de wereld haast niemand meer kunt vinden die terugverlangt naar de DDR, is de ervaring van Akkermans.