30 september 1989: De avond van Genscher

Hans-Dietrich Genscher, de man met de gele pullover en de grote oren, was een van de gezichtsbepalende figuren in het Duitsland van de jaren 70 en 80. Als minister van Buitenlandse Zaken (1974-1992) was Genscher de rechterhand van de bondskanseliers Schmidt en Kohl. In de avond van 30 september 1989 sprak hij legendarische woorden op het balkon van de Duitse ambassade in Praag dat alle DDR-vluchtelingen die in de Duitse ambassades in Praag en Warschau aanwezig waren, het land mochten verlaten.

Naar verluidt moest de kalme, haast saaie Genscher overal ter wereld plooien tussen zijn meerderen en andere regeringsleiders gladstrijken, bijvoorbeeld toen Kohl eind 1989 zonder overleg een plan op tafel legde voor de Duitse hereniging.

Een van zijn grootste momenten beleefde Genscher in de herfst van 1989. Hij mocht duizenden vluchtelingen uit de DDR, die zich hadden verschanst in de West-Duitse ambassade in Praag, vertellen dat ze in de Bondsrepubliek worden opgevangen. Genscher sprak de Oost-Duitsers toe vanaf een balkon. Beelden van de jubelende Ossi’s gingen de hele wereld over.

Genscher, zelf van oorsprong Oost-Duitser, had er toen al een leven op zitten. Hij werd geboren in 1927, in Reideburg bij Halle. Als tiener vocht hij mee met de Wehrmacht. Na een korte krijgsgevangenschap begon hij in 1946 aan een studie rechten. Zes jaar later, lang voordat de Berlijnse Muur werd opgetrokken, verliet hij de DDR en verhuisde hij naar Bremen. Daar maakte hij carrière als advocaat en als lid van de kleine liberale partij FDP.

Dat ging allemaal niet zonder horten of stoten. Genscher kwakkelde al op jonge leeftijd met zijn gezondheid. Hij kreeg tuberculose en sleet jaren in ziekenhuizen en revalidatiecentra.

Maar Genscher was een doorzetter. In 1969 belandde hij voor het eerst op het pluche, als minister van Binnenlandse Zaken. Zijn ambtstermijn werd gedomineerd door de geruchtmakende gijzeling van elf Israëlische sporters bij de Olympische Spelen in München, in 1972. Genscher onderhandelde oog in oog met de gijzelnemers. Hij bood zichzelf als gijzelaar aan, maar dat werd afgewezen. Uiteindelijk kwamen alle Israëlische gijzelaars om het leven bij een mislukte bevrijdingsactie.

Na de verkiezingen van 1974 werd Genscher minister van Buitenlandse Zaken. Hij was nog onervaren op het internationale toneel en stond in de schaduw van bondskanselier Schmidt. Maar langzaam maar zeker wist Genscher het vertrouwen van wereldleiders te winnen en een relatie met hen op te bouwen.

Dat lukte ook met Sovjetleider Gorbatsjov en zijn collega-minister Sjevardnadze. Genscher herkent als een van de eersten dat zij de Sovjet-Unie echt wilden hervormen. Sjevardnadze werd een van zijn beste vrienden.

Genschers ministerschap stond in het teken van toenadering tot de Sovjet-Unie en een sterk Europa. Na de val van de Berlijnse Muur onderhandelde hij nog mee over de voorwaarden voor de Duitse hereniging. Toen die was voltooid, begon hij er genoeg van te krijgen. In mei 1992 verliet Genscher de politiek.

Het had weinig gescheeld of Genscher had de val van de Muur helemaal niet meegemaakt. Zijn zwakke gezondheid speelde hem in 1989 opnieuw parten en in de zomer kreeg hij een hartinfarct. Om niets te missen van de omwenteling in Oost-Europa, die al in volle gang was, ging Genscher na een paar weken weer aan het werk. Aanvankelijk werd hij overal begeleid door twee cardiologen.

Na zijn aftreden deed Genscher het rustiger aan, maar de diplomatie vaarwel zeggen lukte hem niet. Hij trad nog een paar keer op als bemiddelaar, voor het laatst in 2013 bij de vrijlating van de Russische oligarch Michail Chodorkovski. Dat was het laatste huzarenstukje van de liberale “Übervater”.

Naast al zijn verdiensten voor Duitsland en Europa was Genscher bekend om zijn lichtgele truien. Er zijn maar weinig foto’s, zeker van de laatste jaren, waarop hij die niet draagt. De truien werden geregeld geveild voor goede doelen. Het exemplaar dat hij bij zich had toen de Berlijnse Muur viel, leverde zo’n 3400 euro op.

Geef een reactie