Berlijnse Muur kent 138 slachtoffers

Op de kop af 59 jaar geleden, ontwaakte Berlijn in een gedeelde stad. In de nacht van 12 op 13 augustus 1961 hadden de Oost-Duitsers West-Berlijn omringd met draad en stenen, wat later verfijnd werd tot de Berlijnse Muur. Hiermee was dit deel van de stad geheel gescheiden van Oost-Berlijn en de rest van Oost-Duitsland. De totale grens rond West-Berlijn was een onderdeel van de Duits-Duitse grens en was 167,8 km lang, waarvan 45,1 km werd gevormd door de Berlijnse Muur. De Berlijnse Muur was het bekendste symbool van de Koude Oorlog en de deling van Duitsland. Tijdens vluchtacties bij de Berlijnse Muur zijn minstens 138 mensen om het leven gekomen.

In 1961 besloten Walter Ulbricht en de Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov een einde te maken aan de leegloop. In de nacht van 12 op 13 augustus werd begonnen met de bouw van de Berlijnse Muur. In enkele weken tijd werd een zwaarbewaakte betonnen hindernis met prikkeldraad opgeworpen rondom West-Berlijn. Er werden op zeven plaatsen doorgangsposten opengelaten. De Muur werd door de Oost-Duitse grenspolitie zwaar bewaakt. De strenge bewakers maakten van elke beweging een foto, soms zelfs van elkaar. De grenswachten hadden bevel om te schieten op mensen die probeerden de grens over te steken. Dit betekende overigens niet dat niemand meer probeerde te vluchten. Gedurende de bijna dertig jaar dat de Berlijnse Muur bestond, zijn talrijke pogingen ondernomen om uit de DDR te ontsnappen. Hierbij zijn naar schatting ongeveer tweehonderd doden gevallen. De eerste tweeënhalf jaar bleef de Muur potdicht, daarna ging hij langzamerhand op een kier voor bezoekers uit het Westen.

In de eerste paar jaren van zijn bestaan was de Muur nog lang niet perfect. Er zaten nog veel gaten en zwakke plekken, die snel door vindingrijke Oost-Berlijners werden gevonden. Aanvankelijk kon men eenvoudig naar het Westen vluchten via de ramen van de huizen die net op de grens stonden, met toestemming van de bewoners. Er werden in de loop der jaren vaak spectaculaire pogingen gedaan om over de Muur te klimmen, te vliegen en eronderdoor te graven. De creativiteit groeide, zoals kisten onder, en onzichtbare bergruimtes in auto’s. Zo reed bijvoorbeeld een Oost-Berlijner met een shovel dwars door de Muur heen, en ook werden tunnels onder de Muur door gegraven. Toen de Muur steeds afschrikwekkender werd, konden sommige mensen het gevoel opgesloten te zijn moeilijk verdragen en kregen last van een syndroom dat Mauersyndrom, muurziekte, werd genoemd.

Als propaganda-instrument wist het Westen de Muur echter op waarde te schatten; uiteraard maakten de West-Duitse media er het meeste werk van. In het zicht van de DDR-grenswachten werd een grote foto opgesteld van een van hun collega’s die de benen nam naar West-Berlijn. Aan de Muur werd een monument opgericht voor degenen die omkwamen bij hun vluchtpogingen, als Opfer des Stalinismus. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog bezocht de Amerikaanse president John F. Kennedy West-Berlijn op 23 juni 1963, waar hij zijn solidariteit met de inwoners van Berlijn betuigde door zijn beroemde woorden ‘Ich bin ein Berliner’. Later, op 12 juni 1987, riep president Ronald Reagan vanaf een platform met uitzicht op de Muur de Sovjet-president Michail Gorbatsjov op om de Muur neer te halen. Binnen tweeënhalf jaar zou het inderdaad zo ver zijn.

In de DDR-propaganda werd de Muur (net als trouwens de hele bewaking van de grens met de Bondsrepubliek) de antifaschistischer Schutzwall (antifascistische beschermingsmuur) genoemd. Die beschermingsmuur moest de DDR beschermen tegen ‘wegtrekken, infiltratie, spionage, sabotage, smokkel, uitverkoop en agressie uit het Westen’.

De Berlijnse Muur stond in zijn geheel op grondgebied van de DDR. De arbeiders die de Muur bouwden, mochten immers niet op West-Berlijns grondgebied komen. Dit betekende in de praktijk dat als men vanuit het Westen naar de Muur liep, men feitelijk gezien al in de DDR was. Westerlingen trokken zich hier weinig van aan, getuige bijvoorbeeld de graffiti op de Muur. Een andere “liefhebberij” was het gooien van blikjes en ander afval over de Muur heen. Maar geheel zonder risico was het niet. Oost-Duitse grenswachten konden via poortjes in de Muur aan de westzijde van de Muur komen en de westerlingen weren of oppakken. Voor zover bekend is dit echter slechts sporadisch gebeurd. Het gebied Lenné-Dreieck behoorde tot de DDR, maar was alleen vanuit West-Berlijn toegankelijk, omdat de Muur via de Ebertstraße om dit stukje grond heen gebouwd was.

Het aantal dodelijke slachtoffers aan de Berlijnse Muur is niet exact bekend. Een studie uit 2006 kwam tot een aantal van 125 identificeerbare slachtoffers en 81 gevallen waarover twijfel bestond. Volgens de laatste berekeningen van eind 2013 zijn er 138 slachtoffers gevallen aan de Muur. Zij zijn omgekomen bij een poging het vrije Westelijke deel van Berlijn te bereiken. Aan de kant van het Oost-Duitse regime vielen 8 dodelijke slachtoffers door vuurgevechten met (helpers van) vluchtelingen. Daarnaast heeft een aantal militairen van het Oost-Duitse regime bij de Muur zelfmoord gepleegd. Dit aantal is niet verwerkt in de eerder genoemde 138 slachtoffers. Buiten de vluchtelingen maakte de Muur nog andere slachtoffers: 5 West-Berlijnse kinderen tussen 5 en 8 jaar kwamen in de loop van de jaren in het water van de Spree terecht en konden door de West-Berlijnse reddingswerkers niet geholpen worden omdat de rivier ter plekke tot Oost-Berlijn hoorde. West-Berlijnse reddingswerkers liepen daar het risico te worden beschoten. Voordat Oost-Berlijnse hulp ter plaatse was waren de kinderen verdronken. Pas in 1976 kon na jarenlange onderhandelingen een overeenkomst worden bereikt tussen West- en Oost-Berlijn en konden West-Berlijnse hulpverleners in dergelijke situaties in actie komen.

Tegenwoordig is zelfs op plaatsen waar delen van de Muur behouden zijn weinig meer te merken van de impact die deze scheiding had. Door het samengroeien van de stad is het verloop van de vroegere grens vrijwel onzichtbaar geworden.

Het bekendste en langste (1316 meter) overgebleven fragment van de Muur staat langs de oever van Spree aan de Mühlenstraße in Friedrichshain, tussen het Ostbahnhof en de Oberbaumbrücke. Omdat de grens zich hier op de andere oever van de rivier bevond, was dit muurdeel geen onderdeel van de buitenmuur, maar van de zogenaamde Hinterland-Mauer, die het grensgebied aan de Oost-Berlijnse zijde afsloot. Een buitenmuur (aan de West-Berlijnse zijde) was er op deze plaats niet, aangezien de Spree een natuurlijke barrière vormde. In 1990 werd het muurfragment door kunstenaars uit meerdere landen beschilderd en kreeg het de naam East Side Gallery. In 1991 kreeg het de monumentenstatus.

En ander restant van de Muur, in dit geval wel van de buitenmuur, is te vinden aan de Niederkirchnerstraße in Berlin-Mitte, nabij de zetel van het Abgeordnetenhaus, het Berlijnse parlement. Ook dit deel van de Muur staat op de monumentenlijst. De grensbouwwerken bij het Muurmonument in de Bernauer Straße zijn daarentegen niet authentiek, maar werden ter bezichtiging opnieuw gebouwd.

In de jaren 1990 ontwikkelde de Berlijnse politiek een aantal plannen om het verloop van de Muur in het stadsbeeld zichtbaar te maken. Tot de ideeën die de revue passeerden behoorden rijen kinderkopjes in het plaveisel, bronzen banden en veelkleurige strepen, die de locatie van zowel de echte Muur als de Hinterland-Mauer zouden markeren. Het Berlijnse parlement besloot alle drie de varianten op proef uit te voeren op korte stukken. De kinderkopjes kregen uiteindelijk de voorkeur, waarna met name in het centrum van de stad ongeveer acht kilometer van de voormalige Muur door een dubbele rij stenen werd gemarkeerd.

Geef een reactie